Meditatie
Beeld-vorming
En eindelijk, zijt allen eensgezind, medelijdend, de broeders liefhebbende, met innerlijke barmhartigheid bewogen, vriendelijk…
1 Petrus 3 vers 8
Verhoudingen in de gemeente
Petrus windt er geen doekjes om, hij confronteert, spreekt recht op de man af. Lik op stuk. De gemeenteleden lezen het zwart op wit dat de Heere geen half werk doet, Hij doet het hele werk, ‘Hij laat niet varen de werken Zijner handen’. Gods ontferming, aldus 1 Petrus 2:10, blijft niet zonder gevolgen, er is een tastbaar vervolg. Van Christus’ gemeente gaat wat uit: wat uitverkoren, gekocht en geheiligd is, ‘verkondigt de deugden van Hem Die uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht riep’. Wat het zoal in het concrete leven betekent, volgt zwart op wit: begeerten gekruisigd, een eerlijke wandel, gehoorzaamheid aan de overheid, God vrezen en de naaste liefhebben. Groepsgewijs zet Petrus de puntjes op de i: de huisslaven moeten zich keurig gedragen, de vrouwen behoren een voorbeeldig leven te leiden, zij mogen als ‘stille getuigen’ zonder woorden met hun levenswandel de Heere eren. De mannen zijn niet vergeten, zij zijn geroepen om met hun verlichte verstand met hun vrouwen wijs om te gaan. Indringende woorden van de apostel, de wereld haalt er de schouders bij op, een spottende lach is te horen. Met zulke woorden heeft de wereld niets. Ouderwets gedoe, oudtijds gepreek. Niet alleen de wereld schudt bij de apostolische woorden het hoofd, in de kerk is die houding ook waarneembaar, in kerkelijke gemeenten is er nogal eens veel godsdienstige drukte in plaats van hártelijke gehoorzaamheid. Dit alles gezegd hebbend is het nochtans waar dat wie van Christus is, die geniet van Petrus’ woorden, die heeft er een boodschap aan. De verhoudingen in Christus’ gemeente zijn en worden door Christus bepaald, eenieder zal weten wat van Hem is.
Uw gedrag
Petrus heeft de verschillende groepen aangesproken en hij komt zo ongeveer tot een afronding. In vers 8 volgen de algemene leefregels, een gedragscode binnen de gemeente die zoals uit vers 9 spreekt ‘buiten haar’ wordt opgemerkt en ervaren. Het is een belangrijke vraag, eentje voor de werfkracht van de gemeente van belang: wat gaat er van de gemeente uit? Om de kwestie niet op afstand te houden en niemand buiten schot te laten, wat dichterbij omdat wij de gemeente zijn: Wat gaat er van u als gemeentelid uit? Buitenstaanders zien scherp, ze kijken hoe kerkmensen leven, wat ze doen. Ze zien haarscherp dat degenen die de Zijnen zijn anders handelen. ‘Zij geheel anders’. In de menselijke praktijk van het egoïsme en het eigenbelang vallen zij op. Hun manier van doen trekt de aandacht. De Zijnen hebben ogen die de Heere heeft geopend en ‘kost’ geeft, oplettendheid voor de naaste. Met Petrus lopen we de zaken summier langs, enigermate theoretisch, de verdieping is voor de dagelijkse praktijk.
Eensgezindheid
Petrus legt leefregels op tafel. De eensgezindheid in de gemeente staat als eerste op het onderwijsbord van de Heilige Geest. Het is de Heere Jezus Christus Zijn gebed: ‘dat zij in Ons één zijn’ (Johannes 17). Het is een hemels geschenk. Eensgezindheid komt van Boven. Bij ons mensen ontbreekt het normaal daaraan, heel pijnlijk maar wel waar. Wij mensen zaaien verdeeldheid, we zijn goed in het verwarring geven, we schoppen alles in het honderd, dienen graag onszelf en komen misselijkmakend op voor ons zogenaamde eigenbelang. Maar God schept eenheid, Zijn Geest werkt eenheid door een andere gezindheid. De gezindheid die in Christus is, moet de Zijnen beheersen (Filippenzen 2). Wat heerlijk als we het weten, gezegend wanneer we met Godskennis en zelfkennis zijn verrijkt. Eensgezind in schulderkenning, door Gods Geest allemaal eerlijk gemaakt, gelijkgezind geworden in het belijden van onze zonden. Herkenning in verootmoedigen, in buigen. Eenieder heeft genoeg aan zichzelf. Eenieder heeft alles in Christus. Herkenning in verwonderen, danken, aanbidden. Eensgezind in het geloof in God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest. Gods Geest zet alle neuzen dezelfde Kant op: alle geloofsogen zijn gericht op Jezus Christus en Dien gekruisigd. De Goede gezindheid. God schept een hechte gemeenschap met werfkracht. Eén in de Naam van Jezus, één in geloof, één in hoop. Eén God en Vader, één Heere, één Geest.
Medelijden
Vervolgens focust Petrus de gemeenteleden op medelijden. Dit heeft niets te maken met ‘zieligheid’, dit drukt diepe verbondenheid uit, ‘sym-pathie’ zoals het woord zegt. De naaste doet u wat, Gods Geest ‘verplaatst’ u in de situatie van de ander. Een gemeentelid lijdt, u voelt het en u lijdt mee. Andermans vreugde en verdriet raakt u. Gods kinderen zijn lotgenoten. Paulus maakt in zijn brieven de vergelijking met het lichaam en de verschillende ledematen: Als één lid lijdt, lijden de andere leden mee. We zouden zeggen dat de pijn in het kleine teentje door het hele lichaam heentrekt, het gehele lichaam draagt die last mee. In de christelijke gemeente treft de pijn en de vreugde van één lid het hele lichaam, alle ledematen. Dit mede-lijden heeft alles te maken met de kennis van de Heere Die met ons medelijdt in al onze zwakheden. De Zijnen worden Hem gelijkvormig, ze trekken zich het verdriet en de moeite van de medegelovigen aan.
Broederschap
Een derde kwestie erbij gezet: de broeders liefhebben. De Heere Jezus zei dat Zijn moeder en broeders en zusters degenen waren die Zijn wil doen en Hem gehoorzaam zijn. Als de Oudste Broeder schept Hij een band, Hij zorgt voor de familieband, voor de broederschap. Zoals Hij de Zijnen aanneemt, zo nemen de Zijnen elkaar aan. Gods liefde garandeert broederschap, brengt het onderling liefhebben teweeg, schept een saamhorig gezelschap. Het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden en de onderlinge gemeenschap is in en door Hem. Omdat Hij ons eerst heeft liefgehad, hebben wij Hem en elkaar lief. Christus schept en onderhoudt de werkelijkheid van de broederschap. Het elkaar liefhebben, de onderlinge daadkracht valt op, het oefent aantrekkingskracht op buitenstaanders. Het bevordert de Naam van Christus.
Allerhartelijkst bewogen
Petrus wijst aan hoe een en ander van binnenuit komt. De bewogenheid met innerlijke barmhartigheid is tastbaar. De Heere drukt Zijn stempel, Hij drukt af wat het zegt dat Hij met innerlijke ontferming bewogen is en Zich over het verlorene ontfermt. Er is barmhartigheid geschied om barmhartigheid te bewijzen. Het komt allemaal alleen door Hem. Van het een komt het ander. Gods ingewanden rommelen van barmhartigheid, Zijn volk ervaart het. Pure bevinding. Weet u daar ook iets van? Geweldig om dat met elkaar te delen, samen dezelfde kennis gekregen van God de Heere. Het is Zijn liefde die Zijn volgelingen beweegt tot helpen en ontfermen. Gods barmhartigheid motiveert, enthousiasmeert, beweegt. Gevoed door de liefde van Christus breekt uw hart bij het zien van de ander in nood: de handen worden uitgestoken om te helpen, uw kostbare tijd wordt de naaste geschonken, uw oren leent u aan degenen die het luisterende oor behoeft, uw middelen die u van God gekregen hebt deelt u met de hulpbehoevende naaste. Kortom, ‘met innerlijke ontferming bewogen’ helpt u.
Vriendelijkheid
Een laatste punt in de geschreven gedragscode: de vriendelijkheid. Sommige handschriften hebben hier de deemoed. Zeker is deemoedigheid een kenmerk van de Zijnen. De trots is immers gebroken, de Heere maakt klein en ootmoedig. We houden het hier echter op ‘vriendelijkheid’, geen onbelangrijke kwestie, niet overbodig de vinger daarbij te leggen. Je komt kerkmensen tegen die met droge ogen en een stalen gezicht durven beweren dat ze God liefhebben maar ondertussen zien ze deze en gene niet staan, ze kijken gauw de andere kant op om iemand niet te zien en niet te hoeven groeten. Het is valse praat. Ze zeggen wel dat ze God liefhebben maar het is gewoon een grove leugen, want ‘indien iemand zegt: ik heb God lief en haat zijn broeder, die is een leugenaar’ (1 Johannes 4: 19-20). Niemand moet zichzelf voor de gek houden. De apostel Johannes is in zijn brieven kraakhelder, hij onderscheidt loepzuiver, ‘dit gebod hebben wij immers van Hem, dat die God liefheeft, ook zijn broeder liefhebbe’. De Heere prikt alle zogenaamde godsdienstigheid door, Hij maakt er korte metten mee. Vriendelijkheid is een geschenk door Gods vriendelijke ogen ontvangen, dan stralen we het uit. Een gezegde luidt: ‘Vriendelijkheid is de taal die de dove kan verstaan en die de blinde kan zien’. Ja, vriendelijkheid is tastbaar, doet wat met een mens. Een glimlach, een hartelijk woord, een kleine bemoediging, een met zorgvuldigheid verzonden kaart of briefje, een warme ontvangst, het zijn zoveel gebaren van vriendelijkheid die bij de liefde horen, ze vloeien af van God Die liefde in de Zijnen uitstort. Gods vriendelijk aangezicht zorgt voor vriendelijke kinderen van God.
Altijd dezelfde Meester
Eerlijk gezegd, eenieder die in Hem gelooft is nooit klaar en blijft leren. Geloofsleven is een leerschool. Elke dag in de klas bij de Heilige Geest en de Meester zegt en zegt en zegt: ‘Leert van Mij…!’ Nooit anders. Gebonden aan Hem, verbonden in Hem. Het kind zint en zingt: ‘ik wil niet anders’. Het aangenomen kind van God heeft de liefste Meester, de beste Leermeester. De Meester bestraft, corrigeert, geeft complimenten, spreekt een opbeurend woord, leidt, verdiept, enzovoort. De kinderen Gods gaan meer en meer op Hem lijken om op Gods tijd bevorderd te worden tot heerlijkheid. ‘Gij hebt mijn rechterhand gevat, Gij zult mij leiden door Uw raad en daarna in heerlijkheid opnemen’. Zonder de heiligmaking zal niemand het Koninkrijk van God zien. Het doen en laten is niet tolvrij. Petrus waarschuwt: het aangezicht des Heeren is tegen degenen die kwaad doen. Daarentegen: de ogen des Heeren zijn over de rechtvaardigen en Zijn oren tot hun geroep. Het gaat met Gods kind onder Gods ogen de goede Kant op, Zijn ogen ‘trekken’ de Zijnen Huiswaarts, op de volkomenheid aan. Uiteindelijk is het Zijn kostelijk werk: verzadigd met Zijn Beeld. Na de levenslange schooltijd de Grote vakantie, de Rust die er overblijft voor het volk van God.